8.1. Bedrijfsvoering
Indicatoren | |||||||
Realisatie | Streefwaarden | ||||||
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | |
Verplichte indicatoren (BBV) | |||||||
N.v.t. | |||||||
Eigen indicatoren | |||||||
N.v.t. |
Prestaties |
---|
Prioriteiten
DIGITALISERING
Uitvoeren Groningse Digitaliseringsstrategie:
- Focus op mens en proces naast digitalisering (digitale transformatie);
- Opleveren van de eerste versie van het klantportaal;
- Opleveren van het dataplatform;
- Opleveren databeleid;
- Zorgen dat we voldoen aan de nieuwe cyberveiligheidswet die naar verwachting in 2026 in werking treedt.
Inkoop
- Opstellen aanpak om de opdrachtgeversrol ten aanzien van circulaire en natuurinclusieve inkoop te versterken.
HRM
- Realiseren traineeships, inclusief uitvoeren motie M147. Introduceer mbo-traineeships .
Regulier
ICT
- Waarborgen continuïteit en betrouwbaarheid diverse systemen (VTH, CRM, Subsidies, Klantportaal).
Facilitair
- Opleveren nieuwe steunpunt Roodehaan.
HRM
- Beschrijven en optimaliseren HR-processen;
- Implementeren vernieuwde Arbo-organisatie en terugdringen ziekteverzuim naar landelijk gemiddelde;
- Ophalen leerbehoeften en omzetten in een opleidingsplan;
- Opstellen van diversiteits- en inclusiebeleid, stagebeleid en beleid duurzaam reizen;
Financiën
- Implementeren nieuw financieel systeem en toewerken naar live-gang begin 2027.
- Onderzoek uitvoeren naar de organisatie van de financiële functie.
Bijdrage verbonden partij aan beleidsdoel
N.v.t.
Kosten overhead
Bedrijfsvoeringskosten zijn de kosten van het ambtelijk apparaat, zoals salarissen, huisvesting, opleidingen etc. Te onderscheiden zijn directe kosten en indirecte ofwel overheadkosten. Directe kosten zijn te relateren aan programma's 1. Ruimte en water tot en met 7. Openbaar bestuur, dit zijn voornamelijk salariskosten. De overige kosten zijn overheadkosten, zoals huisvesting, die in dit programma (8. Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfsvoering) zijn opgenomen.
In onderstaand overzicht maken wij inzichtelijk hoe de bedrijfsvoeringskosten voor 2026 zijn opgebouwd, hoe de directe personeelskosten in 2026 over de programma's worden verdeeld en welk bedrag aan overheadkosten voor 2026 in dit programma wordt begroot.
Overzicht apparaatskosten 2025-2029
(x € 1.000) | Begroting 2025 na wijziging | Begroting 2026 | Meerjarenraming | ||
---|---|---|---|---|---|
2027 | 2028 | 2029 | |||
Lasten | |||||
Personele apparaatskosten | 112.761 | 114.787 | 110.176 | 106.229 | 105.464 |
Materiële apparaatskosten | 22.410 | 27.936 | 25.726 | 23.977 | 23.619 |
Totale lasten | 135.172 | 142.723 | 135.902 | 130.206 | 129.083 |
Baten | |||||
Personele apparaatskosten | 18.459 | 17.538 | 14.644 | 13.895 | 10.153 |
Materiële apparaatskosten | 593 | 447 | 453 | 459 | 316 |
Totale baten | 19.053 | 17.985 | 15.098 | 14.354 | 10.468 |
Saldo lasten-baten | |||||
Personele apparaatskosten | 94.302 | 97.249 | 95.532 | 92.334 | 95.311 |
Materiële apparaatskosten | 21.817 | 27.488 | 25.273 | 23.518 | 23.304 |
Totale saldo lasten-baten | 116.119 | 124.738 | 120.805 | 115.852 | 118.615 |
Waarvan toegerekend aan: | |||||
- programma's | 52.210 | 55.045 | 56.746 | 55.154 | 58.121 |
- overhead | 60.193 | 65.284 | 60.045 | 56.685 | 56.481 |
Totaal exploitatie | 112.403 | 120.329 | 116.791 | 111.838 | 114.602 |
- investeringswerken | 3.716 | 4.409 | 4.013 | 4.013 | 4.013 |
Totaal toegerekend | 116.119 | 124.738 | 120.805 | 115.852 | 118.615 |
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat apparaatskosten in 2026 in totaal € 124,7 miljoen bedragen. Hiervan wordt € 55,0 miljoen toegerekend aan de begrotingsprogramma's en € 65,3 miljoen aan overhead, het resterende deel betreft investeringswerken.
Wij maken onderscheid naar apparaatskosten die in provinciale uurtarieven worden meegenomen en de apparaatskosten die daarbuiten worden gehouden. De kosten die hierbuiten worden gehouden zijn in principe de kosten waarbij weinig of geen verband bestaat met de inzet die de provincie ten behoeve van diensten voor derden pleegt, bijvoorbeeld afschrijvingslasten provinciehuis.
Voorzieningen personeel
Voor het huidige en voormalige personeel zijn de volgende voorzieningen beschikbaar:
- financiële bijdrage personeelsvereniging;
- financiële bijdrage personeelsfonds;
- Ondernemingsraad;
- leasefietsen.
Hiervoor is voor 2026 een bedrag van circa € 0,12 miljoen opgenomen.
8.2. Algemene dekkingsmiddelen
8.2. Algemene dekkingsmiddelen
De algemene dekkingsmiddelen zijn inkomsten waarmee we geplande uitgaven dekken.
Hieronder is een overzicht van de (verwachte) ontwikkelingen in de algemene dekkingsmiddelen en onvoorziene uitgaven opgenomen.
Overzicht saldi algemene dekkingsmiddelen 2024-2029
(x € 1.000) | Realisatie 2024 | Begroting 2025 na wijziging | Begroting 2026 | Begroting 2027 | Begroting 2028 | Begroting 2029 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Algemene dekkingsmiddelen | 360.625 | 385.941 | 369.977 | 353.369 | 359.746 | 368.588 | |
1. Provinciefonds | 267.055 | 282.868 | 271.288 | 256.970 | 267.583 | 276.205 | |
2. Opcenten mrb | 65.651 | 68.575 | 72.173 | 72.554 | 72.400 | 72.432 | |
3. Saldo van financieringsfunctie | 32.461 | 25.890 | 20.600 | 17.927 | 15.664 | 13.997 | |
4. Dividenden | -4.991 | 9.036 | 6.344 | 6.344 | 6.344 | 6.344 | |
5. Onvoorzien | -500 | -500 | -500 | -500 | -500 | ||
6. Overige algemene dekkingsmiddelen | 449 | 72 | 72 | 74 | -1.745 | 110 | |
Saldo mutaties reserves programma 8 | -3.576 | -39.207 | 19.344 | 32.435 | 18.663 | 18.577 | |
Saldo algemene dekkingsmiddelen | 357.049 | 346.734 | 389.321 | 385.804 | 378.409 | 387.166 |
Hierna lichten wij de onder het onderdeel Algemene dekkingsmiddelen gespecificeerde onderdelen 1. tot en met 6. kort toe. In de financiële begroting geven wij een totaalbeeld van de baten en lasten en gaan wij op de financiële positie in.
1. Provinciefonds
De raming van de uitkering uit het Provinciefonds voor 2025 en volgende jaren hebben wij gebaseerd op de septembercirculaire 2025. In onze meerjarenramingen volgen wij ten aanzien van de raming van het Provinciefonds een behoedzaam scenario. In het behoedzame scenario houden wij jaarlijks structureel € 0,5 miljoen als buffer aan, waarbij jaarlijks het bedrag met € 0,5 miljoen toeneemt. Voor 2025 is de behoedzaamheidsbuffer € 0,5 miljoen en oplopend tot € 3,0 miljoen in 2029.
Ten opzichte van de Perspectiefnota 2026, waarbij de uitkering uit het Provinciefonds is gebaseerd op de Meicirculaire 2025, zien wij op basis van de septembercirculaire 2024 een positieve ontwikkeling van de uitkering uit het Provinciefonds.
Naast het bijstellen van het accres hebben de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds 2025, de tussenstap per 1 januari 2026 tot een herzien verdeelmodel, 'weeffout' Jeugdzorg en decentralisatie-uitkeringen geleid tot een hogere uitkering uit het Provinciefonds.
Voor de zomer is besloten een (financiële) tussenstap te zetten in de ontwikkeling van het nieuwe verdeelmodel van het Provinciefonds. Dit betreft een tussenstap per 1 januari 2026 en randvoorwaarden om te komen tot een structureel model voor 2027 en verder. De effecten van de tussenstap zijn voor het jaar 2026 verwerkt in de septembercirculaire.
Op basis van de uitkomsten van de tussenstap hebben wij voor de periode na 2026 een positief herverdeeleffect van € 9,2 miljoen per jaar meegenomen. Het gezamenlijke vervolgtraject om te komen tot het structurele model voor 2027 en verder loopt nu en in de loop van 2026 zal meer duidelijkheid komen over de financiële effecten.
Zie verder deel 4 van deze begroting (Financiële begroting) voor een nadere toelichting op de ontwikkeling van onze uitkering uit het Provinciefonds.
2. Opcenten mrb
Wijziging maximumtarief opcenten
Het Rijk stelt jaarlijks het maximale niveau van opcentenheffing vast. Provincies kunnen vervolgens zelf bepalen in hoeverre zij de vrije capaciteit willen benutten. Deze indexering vindt plaats op basis van de ontwikkelingen van de tabelcorrectiefactor ofwel de consumentenprijsindex die van CBS afkomstig zijn.
Het verschil tussen het wettelijk toegestane aantal opcenten en het feitelijke aantal is de vrije belastingcapaciteit. Per 1 januari 2026 bedraagt het wettelijke maximum naar verwachting 144,0 opcenten. Dit is een stijging van 3,0% of wel 4,1 opcenten ten opzichte van 2025.
Tarieven vanaf 2026
Het aantal opcenten dat de provincie Groningen vanaf 1 januari 2026 heft, bedraagt 95,7. Dit is gelijk aan het tarief in 2025. Bij de Perspectiefnota 2024 is besloten voor 2024 en verder de trendmatige ophoging van het opcententarief met de consumentenprijsindex los te laten en te rekenen met een gelijkblijvend tarief van 95,7 opcenten te rekenen.
Relatie met uitkering Provinciefonds
Er is een relatie tussen de opcentenheffing en de algemene uitkering uit het Provinciefonds. De verdeling tussen de provincies van de totale omvang van het Provinciefonds is gebaseerd op verdeelmaatstaven waaronder de opbrengst voor de motorrijtuigenbelasting.
Voor het verdeelmodel Provinciefonds is de opbrengst per opcent motorrijtuigenbelasting als negatieve inkomstenmaatstaf gehanteerd. Deze maatstaf beoogt de tussen de provincies bestaande verschillen in belastingcapaciteit in belangrijke mate te compenseren. In situaties waarin het totale provinciale belastinggebied groter van omvang wordt en/of waarin ons aandeel in het totale provinciale belastinggebied afneemt zal de compensatie via het Provinciefonds stijgen. En omgekeerd zal deze dalen. Het door de provincie gehanteerde opcententarief heeft geen invloed op het verdeelmodel, aangezien voor het verdeelmodel voor alle provincies gerekend wordt met een fictief tarief. Met ingang van 2026 wordt gerekend met een tarief van 80,3 opcenten, zijnde 90% van het gewogen gemiddelde opcententarief.
3. Saldo van de financieringsfunctie
Het saldo van de financieringsfunctie betreft het saldo van de rentebaten en -lasten van de uitgezette middelen.
De tijdelijke overtollige middelen van zowel de provincie als de derde partijen waarvoor de provincie de treasuryfunctie uitvoert staan op de rekening-courant bij de Staat en bij medeoverheden waar de provincie geen toezichtrelatie op heeft. Deze middelen zijn voor circa 60% van de provincie en voor circa 40% van de derde partijen. Over de saldi in rekening-courant van deze derde partijen worden de overeengekomen rentevergoedingen berekend en verantwoord.
De nazorgmiddelen worden specifiek uitgezet voor de eeuwigdurende nazorg van de gesloten stortplaatsen en baggerspeciedepots. De rendementen van deze beleggingen worden jaarlijks toegevoegd aan de nazorgfondsen.
De rentebaten van de uitgezette middelen in het kader van de publieke taak worden geheel toegevoegd aan de Algemene dekkingsmiddelen van de provincie.
Jaarlijks worden de ramingen van de rente (als saldo financieringsfunctie bij 3.) en dividenden in het voorjaar ten behoeve van de perspectiefnota geactualiseerd. Relevante ontwikkelingen nadien worden in de begroting meegenomen.
Voor een nadere toelichting verwijzen u naar paragraaf 2. Financiering waarin wij ingaan op de ontwikkelingen in de financiering van de provincie en naar paragraaf A.1 Leningen, garanties en waarborgen waar wij de risico's van de leningen die in het kader van de publieke taak verstrekt zijn vermelden.
4. Dividenden
Onze provincie neemt per 31 december 2024 deel in het aandelenkapitaal van:
- Groningen Airport Eelde N.V.
- N.V. Waterbedrijf Groningen
- N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
- N.V. NOM (Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland)
- Enexis Holding B.V.
- Claim Staat Vennootschap B.V.
- Investeringsfonds Groningen B.V.
- Groninger Groeifonds B.V.
Het reguliere dividend van de aandelen Enexis en de aandelen BNG worden voor 2026 geraamd op ongeveer € 6,2 miljoen respectievelijk € 0,1 miljoen.
Deze deelnemingen zijn eveneens opgenomen in de paragraaf Verbonden partijen (Vennootschappen en coöperaties).
5. Onvoorzien
In de begroting dient een budget te worden opgenomen ten behoeve van onvoorziene uitgaven.
De hoogte van de reservering kunnen uw Staten vaststellen. Voor de jaren 2026 en verder gaan wij uit van een bedrag van € 500.000. Door adequate kredietbewaking tracht de provincie het aantal onvoorziene tegenvallers zoveel mogelijk te beperken en hierdoor het beroep op onvoorzien zoveel mogelijk te voorkomen.
6. Overige algemene dekkingsmiddelen
Het saldo overige algemene dekkingsmiddelen betreft het saldo van de lasten en baten die worden geraamd onder de overige algemene dekkingsmiddelen. Dit saldo bestaat uit een nog te ontvangen btw-compensatie in verband met IPO (€ 0,11 miljoen per jaar), het surplus op de Stelpost autonome taken 2025 t/m 2027 (€ 0,04 miljoen per jaar) en de voor 2028 nog resterende stelpost voor mogelijke tegenvallers en knelpunten in de personele bezetting (€ 1,9 miljoen).
Vennootschapsbelasting
Met ingang van 1 januari 2016 geldt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ook voor overheidsondernemingen. Dit betekent dat de provincie onder voorwaarden belastingplichtig kan zijn voor de vennootschapsbelasting (vpb).
Op basis van een inventarisatie en afstemming met de Belastingdienst bij invoering van de vpb voor overheidsondernemingen was de conclusie dat de provincie geen activiteiten heeft die leiden tot betaling van vennootschapsbelasting. In 2025 heeft een nieuwe beoordeling van de mogelijke vpb-plichtige activiteiten plaatsgevonden. De uitkomsten hieruit zijn nog niet definitief bekend. Vooralsnog verwachten we niet dat er sprake zal zijn van vennootschapsbelastingplicht.